top of page
 Peter legt zijn visioen uit: "God heeft (Peter) mij laten zien dat ik niemand gemeen of onrein mag noemen." Handelingen 10 en 11
 

Peter en Cornelis

In Caesarea was er een man genaamd Cornelius, een centurion van wat bekend stond als de Italiaanse Cohort, 2een vrome man die God vreesde met zijn hele gezin, royaal aalmoezen gaf aan de mensen en voortdurend tot God bad. Omstreeks het negende uur van de dag zag hij duidelijk in een visioen dat een engel van God binnenkwam en tegen hem zei: "Cornelius."En hij staarde hem doodsbang aan en zei: "Wat is er, Heer?" En hij zei tegen hem: "Je gebeden en je aalmoezen zijn opgestegen als een gedenkteken voor God. En stuur nu mannen naar Joppe en breng ene Simon die Peter heet. 6Hij logeert bij ene Simon, een leerlooier, wiens huis aan zee ligt.” Toen de engel die tot hem sprak was vertrokken, riep hij twee van zijn dienaren en een vrome soldaat uit degenen die hem vergezelden, en alles aan hen verteld hebbende, zond hij ze naar Joppe.

Peters visioen

De volgende dag, toen ze onderweg waren en de stad naderden, ging Petrus rond het zesde uur het dak opB om te bidden. 10 En hij kreeg honger en wilde iets eten, maar terwijl ze het aan het klaarmaken waren, raakte hij in trance 11 en zag de hemel opengaan en zoiets als een groot laken neerdalen, neergelaten aan de vier hoeken op de aarde. 12 Daarin waren allerlei dieren en reptielen en vogels uit de lucht. 13 En er kwam een stem tot hem: “Sta op, Peter; doden en eten.” 14 Maar Petrus zei: 'Geen sprake van, Heer; want ik heb nog nooit iets gegeten dat gewoon of onrein is.” 15 En de stem kwam voor de tweede keer tot hem: "Wat God rein heeft gemaakt, noem dat niet gemeen."16 Dit gebeurde drie keer en het ding werd in één keer opgenomen in de hemel.

17Terwijl Petrus innerlijk perplex stond over de betekenis van het visioen dat hij had gezien, zie, de mannen die door Cornelius waren gestuurd, navraag te hebben gedaan naar het huis van Simon, stonden bij de poort 18 en riep om te vragen of Simon, die Peter heette, daar logeerde. 19 En terwijl Petrus het visioen overpeinsde, zei de Geest tegen hem: "Zie, drie mannen zoeken je. 20Sta op en ga naar beneden en begeleid hen zonder aarzelen,C want ik heb ze gestuurd.” 21 En Peter ging naar beneden naar de mannen en zei: "Ik ben degene die je zoekt. Wat is de reden van uw komst?” 22 En ze zeiden: "Cornelius, een hoofdman over honderd, een oprechte en godvrezende man, over wie goed wordt gesproken door de hele Joodse natie, werd door een heilige engel opgedragen om u te laten komen om naar zijn huis te komen en te horen wat u hebt. om te zeggen.” 23 Dus nodigde hij hen uit om zijn gasten te zijn.

De volgende dag stond hij op en ging met hen mee, en enkele broeders uit Joppe vergezelden hem. 24 En de volgende dag kwamen ze Caesarea binnen. Cornelius verwachtte hen en had zijn familieleden en goede vrienden bij elkaar geroepen. 25 Toen Petrus binnenkwam, ontmoette Cornelius hem, viel aan zijn voeten neer en aanbad hem. 26 Maar Petrus tilde hem op en zei: "Sta op; Ik ben ook een man.” 27 En terwijl hij met hem sprak, ging hij naar binnen en trof veel mensen aan. 28 En hij zei tegen hen:U weet zelf hoe onwettig het voor een Jood is om om te gaan met of iemand van een andere natie te bezoeken, bGod heeft me laten zien dat ik niemand gemeen of onrein mag noemen. 29 Dus toen ik werd geroepen, kwam ik zonder bezwaar. Ik vraag dan waarom je me hebt laten halen.

30 En Cornelius zei: "Vier dagen geleden, ongeveer dit uur, was ik om het negende uur in mijn huis aan het bidden,D en zie, een man stond voor me in fleurige kleding 31en zei: 'Cornelius, je gebed is verhoord en je aalmoezen zijn voor God indachtig. 32Stuur daarom naar Joppe en vraag naar Simon die Peter wordt genoemd. Hij logeert in het huis van Simon, een leerlooier, aan zee.' 33 Dus ik heb je meteen laten komen, en je bent zo vriendelijk geweest om te komen. Daarom zijn we nu allemaal hier in de tegenwoordigheid van God om alles te horen wat de Heer je heeft opgedragen.”

Heidenen horen het goede nieuws

34 Dus Peter deed zijn mond open en zei: “Ik begrijp echt dat God geen partijdigheid toont, 35maar in elk land is iedereen die hem vreest en doet wat juist is, aanvaardbaar voor hem. 36Wat betreft het woord dat hij naar Israël zond om het goede nieuws van vrede door Jezus Christus te prediken (hij is de Heer van allen), 37u weet zelf wat er gebeurde in heel Judea, te beginnen in Galilea na de doop die Johannes verkondigde: 38hoe God Jezus van Nazareth zalfde met de Heilige Geest en met kracht. Hij ging rond om goed te doen en allen te genezen die door de duivel onderdrukt waren, want God was met hem. 39 En wij zijn getuigen van alles wat hij deed, zowel in het land van de Joden als in Jeruzalem. Ze brachten hem ter dood door hem aan een boom te hangen, 40 maar God wekte hem op de derde dag op en liet hem verschijnen, 41niet aan het hele volk, maar aan ons die door God als getuigen waren gekozen, die met hem aten en dronken nadat hij uit de dood was opgestaan. 42 En hij beval ons om tot de mensen te prediken en te getuigen dat hij degene is die door God is aangesteld om de rechter te zijn van de levenden en de doden. 43 Van hem getuigen alle profeten dat iedereen die in hem gelooft, door zijn naam vergeving van zonden ontvangt.”

De Heilige Geest valt op de heidenen

44 Terwijl Petrus deze dingen nog zei, viel de Heilige Geest op iedereen die het woord hoorde. 45 En de gelovigen uit de besnedenen die met Petrus waren meegekomen, stonden versteld omdat de gave van de Heilige Geest zelfs op de heidenen werd uitgestort. 46 Want ze hoorden hoe ze in tongen spraken en God prezen. Toen verklaarde Peter:  47“Kan iemand water achterhouden voor het dopen van deze mensen, die net als wij de Heilige Geest hebben ontvangen?” 48En hij gebood hen zich te laten dopen in de naam van Jezus Christus. Toen vroegen ze hem om een paar dagen te blijven.

Peter legt zijn acties uit

11 De apostelen en de gelovigen in heel Judea hoorden dat ook de heidenen het woord van God hadden aangenomen. 2 Toen Petrus naar Jeruzalem ging, bekritiseerden de besneden gelovigen hem 3 en zeiden: "Je bent het huis van onbesneden mannen binnengegaan en hebt met hen gegeten."

4 Vanaf het begin vertelde Petrus hun het hele verhaal: 5 "Ik was in de stad Joppe aan het bidden en in een trance zag ik een visioen. Ik zag iets dat leek op een groot laken dat aan de vier hoeken uit de hemel werd neergelaten en het kwam naar beneden waar ik was. 6 Ik keek erin en zag viervoetige dieren van de aarde, wilde dieren, reptielen en vogels. 7 Toen hoorde ik een stem tegen me zeggen: 'Sta op, Peter. Dood en eet.'

8 Ik antwoordde: 'Zeker niet, Heer! Er is nooit iets onreins of onreins in mijn mond gekomen.'

9 "De stem sprak voor de tweede keer uit de hemel: 'Noem niets onrein dat God rein heeft gemaakt.' 10 Dit gebeurde drie keer, en toen werd alles weer naar de hemel getrokken.

11 Op dat moment stopten drie mannen die uit Caesarea naar mij waren gestuurd, bij het huis waar ik logeerde. 12 De Geest zei me dat ik niet moest aarzelen om met hen mee te gaan. Deze zes broers gingen ook met mij mee en we gingen het huis van de man binnen. 13 Hij vertelde ons dat hij een engel in zijn huis had zien verschijnen die zei: 'Stuur Simon naar Joppe, die Petrus wordt genoemd. 14 Hij zal je een boodschap brengen waardoor jij en je hele huishouden gered zullen worden.'

15 “Toen ik begon te spreken, kwam de heilige Geest op hen zoals hij in het begin op ons was gekomen. 16 Toen herinnerde ik me wat de Heer had gezegd: 'Johannes doopte metA] water, maar je wordt gedoopt met[B] de Heilige Geest.' 17 Dus als God hun hetzelfde geschenk gaf als aan ons die in de Heer Jezus Christus geloven, wie was ik dan om te denken dat ik God in de weg zou kunnen staan?

18 Toen ze dit hoorden, hadden ze geen bezwaar meer en prezen God en zeiden: "Zo heeft God zelfs aan heidenen bekering gegeven die tot leven leidt."

De kerk in Antiochië

19 Degenen die verstrooid waren door de vervolging die uitbrak toen Stefanus werd vermoord, reisden naar Fenicië, Cyprus en Antiochië en verkondigden het woord alleen onder de Joden. 20 Maar sommigen van hen, mannen uit Cyprus en Cyrene, gingen naar Antiochië en begonnen ook met Grieken te praten en hun het goede nieuws over de Heer Jezus te vertellen. 21 De hand van de Heer was met hen, en een groot aantal mensen geloofde en bekeerde zich tot de Heer.

22 Het nieuws hiervan bereikte de gemeente in Jeruzalem en zij stuurden Barnabas naar Antiochië. 23 Toen hij daar aankwam en zag wat de genade van God had gedaan, was hij blij en moedigde hij ze allemaal aan om met heel hun hart trouw te blijven aan de Heer. 24 Hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en geloof, en een groot aantal mensen werd tot de Heer gebracht.

25 Toen ging Barnabas naar Tarsus om Saulus te zoeken, 26 en toen hij hem vond, bracht hij hem naar Antiochië. Dus een heel jaar lang ontmoetten Barnabas en Saulus de kerk en onderwezen grote aantallen mensen. De discipelen werden in Antiochië voor het eerst christenen genoemd.

27 In die tijd kwamen enkele profeten vanuit Jeruzalem naar Antiochië. 28 Een van hen, Agabus genaamd, stond op en voorspelde door de Geest dat er een zware hongersnood zou komen over de hele Romeinse wereld. (Dit gebeurde tijdens de regering van Claudius.) 29 De discipelen besloten, voor zover ieder van hen in staat was, hulp te bieden aan de broeders en zusters die in Judea woonden. 30 Dit deden zij door hun geschenk door Barnabas en Saulus naar de oudsten te sturen.

bottom of page